|
||||||||
|
Heel af en toe gebeuren er wonderlijke dingen in di leven. Zo deed het pakketje, waarin deze CD zat, er zo’n kleine twee maanden over om vanuit Utrecht mijn deurmat te bereiken: kennelijk was het ergens in een hoekje van een sorteercentrum of postkantoor zoek geraakt, maar uiteindelijk kwam het waar het moest zijn. Waarom ik dit vermeld? Gewoon: omdat ik vind dat het past bij het gezelschap Merope. Dat van zichzelf al wonderlijke gezelschap bestaat tegenwoordig uit de Litouwse zangeres en kankles-speelster Indré Jurgelevicuté, gitaar- en electronica-wizard Bert Cools en fluitist Jean-Christophe Bonnafous. Drie muzikanten, drie nationaliteiten en vooral een hoogst uitzonderlijk instrumentarium. De kankles, dat typisch Litouwse citer-instrument kennen we intussen stilaan en wat je met een computer allemaal kunt doen, als je maar voldoende muzikaal talent in huis hebt, weten we ook. Specialisten zullen zelfs de Indische bansuri-fluit kunnen situeren, maar dat allemaal samen in één band, dat lijkt me redelijk ongezien. Daarvoor heb je eigenzinnige artiesten nodig en dat zijn de drie van Merope zonder de minste twijfel: ze houden zich enkel aan hun eigen inzichten en improviseren en componeren op een manier die ik niet meteen kan duiden, maar die erg duidelijk uitgaat van de grootst mogelijke vrijheid. Formats, voorschriften inzake draaibaarheid op de radio, streefcijfers qua verkoop…het kan de drie duidelijk geen ene moer schelen en dat is exact wat hen zo boeiend maakt. Ik weet niet precies de hoeveelste plaat van het trio deze “Salos” is, -ik denk de vierde- maar ik weet wel zeker dat de manier waarop zij er telkens weer in slagen ogenschijnlijk compleet verschillende muzikale universums bijeen te brengen. Ook is het zeker dat de volksmuziek uit Litouwen vaak als vertrekpunt dient voor het maken van de nieuwe composities, maar verder komt simpelweg de halve wereld klankgewijs op je af. Op deze nieuwe plaat zijn dat zeven nummers van gemiddelde lengte, waarvoor her en der een beroep gedaan werd op Jauna Muzika, een Litouws jeugdkoor dat de heerlijkste klanktapijten weeft en de folksfeer centraal plaatst. Net zo goed echter wordt een beroep gedaan op de CP 80-piano van ex Sigur Ros-lid Kjartan Sveinsson of de cello van de al even IJslandse experimentaliste Gioa Valtysdottir, die je nog kunt kennen van Múm en de intrigerende Shahzad Ismaily, een kerel die een eigen label uit de grond gestampt heeft, waarop onder meer de al vermelde celliste haar werk uitbrengt. Daar vinden we meteen een parallel met de Cools-broers, die met hu Granvat-label en platform eigenlijk hetzelfde doen. Dat die allemaal ooit elkaar moesten tegenkomen, stond wellicht ergens in de sterren geschreven en als dat niét zo was, dan hebben we te maken met een erg gelukkig toeval. Immers, de 34 minuten van deze CD vliegen voorbij, zonder dat je ook maar één seconde het gevoel hebt dat het begint te vervelen.L Integendeel, precies omdat vaak vertrokken wordt van muziekjes die hun deugdelijkheid allang bewezen hebben, kunnen de muzikanten elkaar werkelijk ontmoeten. Het raffinement waarmee ze aan de slag gaan met de bestaande muziekjes en er hun eigen composities laten tegenaan leunen, is nergens minder dan indrukwekkend. Bliepjes vallen perfect samen met etherische klanken, die je als vanzelf aan bossen en rivieren doen denken en zo val je, de hele plaat lang, van de ene verbazing in de andere en stel je van jezelf vast dat je, na een zoveelste beluistering, simpelweg gelukzalig zit te dagdromen van landen waar je nog nooit geweest bent. Zowat de hele plaat valt online te beluisteren, maar voor wie zelfs voor 34 minuten te weinig tijd heeft, zou ik opener “Ei Dvipa” en “Vilnia” durven aanbevelen. En overigens betekent “Salos” gewoon “eilanden”, zo laat ik me vertellen. Dat treft, want die term doet me dan weer vanzelf aan schoonheid denken…Straffe, heel straffe plaat ! (Dani Heyvaert)
|